Uitgangspunten voor deze begroting:
- Alle bedragen in deze begroting luiden in duizendtallen, tenzij anders vermeld.
- De begroting voldoet aan de kaders zoals door uw Raad gesteld in de Financiële Verordening, de Nota Reserves en Voorzieningen en de IJkpuntennota.
- De loonindex voor de gemeentelijke loonsommen in 2020 bedraagt conform de Kadernota 3% ten opzichte van de begroting 2019 voor CAO-loonstijging plus daar bovenop 1% stijging sociale premies. Eind september bleek dat, gezien de penibele situatie van een aantal pensioenfondsen, waaronder het ABP, niet uit te sluiten is dat de pensioenpremiestijging hoger uitvalt. Dat effect hebben we echter niet meer kunnen verwerken in deze begroting.
- De prijsindex voor de gemeentelijke budgetten in 2020 bedraagt conform de ramingen van het Centraal Planbureau 1,5%.
- De gecombineerde loon/prijsbijstelling van de gesubsidieerde instellingen komt ten opzichte van de Kadernota in 2020 uit op 3,75% ten opzichte van de begroting 2019.
- De tarieven voor de OZB en andere belastingopbrengsten worden in 2020 op grond van de Kadernota trendmatig met 2% verhoogd (los van eventuele andere effecten, zoals van de herwaardering bij de OZB).
- De tarieven voor leges en retributies worden bepaald op grond van de begrote kosten en de afgesproken kostendekkendheidspercentages. De tariefaanpassingen is daarmee een resultante van de kostenontwikkelingen.
- Alle genoemde tarieven zijn onder voorbehoud van vaststelling door uw Raad.
- Alle ramingen zijn in constante prijzen. De baten en de lasten van de jaarschijven 2021 tot en met 2023 zijn gebaseerd op het loon- en prijspeil van 2020.
- De functionele doorbelasting van de rentekosten via de rente-omslag is in de begroting 2020 op grond van de BBV-wetgeving weer opnieuw berekend. Dit percentage is vastgesteld op 1%
- Aan grondexploitaties wordt ook rente toegerekend. Dat percentage wordt voor 2020 conform voorgeschreven berekeningen vanuit het BBV vastgesteld op 2%.
- De projecten zijn op basis van peildatum 31-7-2019.
- Aan reserves wordt geen inflatie- of rentevergoeding toegekend.
- De overheadtoerekening aan de onderscheiden programma’s is conform het BBV afgeschaft. Aan investeringen, leges en projecten worden nog wel uren en overhead toegerekend. Voor het overige wordt de overhead zoals gedefinieerd in het BBV op het programma ‘Bedrijfsvoering’ verantwoord.
- Ten behoeve van de ramingen van het gemeentefonds is het uitgangspunt dat er in 2020 68.817 woningen in Amersfoort zijn; in 2021 69.817 woningen; in 2022 70.817 woningen en in 2023 71.817 woningen.
- Voor de afschrijving van de activa verwijzen wij naar de paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen.
- Voor de jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen onderscheiden we twee voorzieningen:
- Een voorziening voor wachtgelden van ex-wethouders;
- Een voorziening voor pensioenen van wethouders.
- Aangezien de overige jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen jaarlijks van vergelijkbaar volume zijn, zijn hiervoor geen voorzieningen gevormd maar zijn deze via de begroting afgedekt.
- De norm voor variabele overheadkosten bedraagt € 5.050 per fte en we nemen deze jaarlijks op als autonome ontwikkeling (groei of daling) in de Kadernota.
- De norm voor beperkte vaste overheadkosten bedraagt € 29.700 per fte en we nemen deze jaarlijks op als autonome ontwikkeling (groei of daling) in de Kadernota.
- Het overige deel van de vaste overheadkosten van € 34.750 wegen we indien nodig als claim jaarlijks integraal af bij de Kadernota.
- De norm van de werkzaamheden voor regiogemeenten en derden bedraagt € 70.425.
- Onze begroting voldoet aan de Begrotingsrichtlijnen zoals de Provinciale Toezichthouder die uitgevaardigd heeft voor de meerjarenbegroting 2020-2023.
- De baten en extra baten (of minder lasten) duiden we aan met een '+'-teken;
- De lasten en extra lasten (of minder baten) duiden we aan met een '-'-teken.
Conform het bij de Kadernota 2020-2023 aangenomen amendement laten we het financieel solide beleid met een begroting die voor alle jaarschijven van de komende meerjarenbegroting reëel, materieel en structureel sluitend is, eenmalig los. Bij de Kadernota 2021-2024 presenteren we de ombuigingsvoorstellen die gericht zijn op een voor alle jaren van de jaarschijven 2021-2024 sluitende begroting 2021-2024. Tegenvallers binnen een beleidsprogramma worden op grond van het Coalitieakkoord 2018-2022 zoveel als mogelijk binnen dat programma opgelost.