Macro-economische / financiële beschouwingen

Macro-economische/financiële beschouwingen

Economisch gezien gaat het Nederland voor de wind. Ook al is er sprake van een afzwakking van de economische groei, de economie groeit nog steeds. De werkloosheid is laag evenals de inflatie. Ondanks dat het goed gaat met de Nederlandse economie, gaat het met de gemeentelijke financiën minder florissant. Het Rijk geeft de komende jaren beduidend minder geld uit dan ze eerder dachten. Dit betekent dat wij als gemeenten ook minder geld van het Rijk ontvangen. Dit zorgt er voor dat we de komende jaren fors moeten ombuigen om een sluitende begroting te kunnen maken. Dat is wrang, omdat wij als gemeente en daarmee de Amersfoortse burger op deze manier niet kunnen profiteren van de economische hoogconjunctuur.
Het Centraal Planbureau (CPB) raamt voor de komende jaren een aanhoudende economische groei. De olieprijs is wel stijgende, maar blijft vooralsnog op een relatief laag niveau wat een dempend effect heeft op de inflatie en daarmee op de bijstelling van de rijksuitgaven. Huizenprijzen blijven stijgen al zwakt ook deze stijging iets af. De hypotheekrente is laag en blijft waarschijnlijk voorlopig ook laag. De keerzijde hiervan is dat vakmensen, evenals de grondstoffen, schaarser en dus duurder worden, wat, evenals het stikstofbesluit van de Raad van State, ook weer invloed heeft op de nieuw te bouwen woningen. De spaarrentes laten nog steeds een dalende trend zien, wat sparen niet aantrekkelijker maakt, maar het aflossen van de bestaande hypotheeklening daarentegen wel.
De recentelijk afgesloten CAO's laten behoorlijke loonstijgingen zien. De loonstijgingen zijn ook mede ingegeven door de schaarste op de arbeidsmarkt. Veel werkgevers hebben moeite om aan geschikt personeel te komen. Desondanks maken bedrijven hoge winsten, wat leidt tot hogere belastingopbrengsten bij het Rijk. Meer inkomsten bij het Rijk betekent doorgaans ook meer uitgaven. En meer rijksuitgaven leidt via de trap-op-trap-af systematiek tot meer geld in het gemeentefonds en daardoor voor alle gemeenten een hogere uitkering uit datzelfde gemeentefonds. De tendens die het afgelopen jaar zichtbaar werd, is echter dat het Rijk veel minder geld uitgeeft dan het Rijk eerder had geraamd. Dat betekent dat het gemeentefonds nog wel stijgt, maar veel minder hard dan eerder door het Rijk aangekondigd. Omdat veel gemeenten wel op die grote stijgingen gerekend hadden, betekent de neerwaartse bijstelling van het gemeentefonds nu een financieel nadeel voor alle gemeenten. Los van deze tegenvallende uitkering uit het gemeentefonds staat de opschalingskorting op het gemeentefonds, die nog doorloopt tot 2025 en ons tot dat moment ongeveer € 1,5 miljoen structureel én cumulatief per jaar kost. Ook moeten we als gemeenten de stijgende zorgkosten zelf betalen en mogen we de ruimte onder het plafond van het BTW-compensatiefonds niet meer ramen. Van de middelen die dan nog overblijven, geven we prioriteit aan autonome ontwikkelingen die structureel geld kosten (zoals nieuwe CAO's), en uiteraard ook incidenteel aan de ambities die wij zelf hebben. Dat betekent echter wel dat de hogere uitkering uit het gemeentefonds onvoldoende is om onze ambities allemaal waar te kunnen maken. Dat is ook de reden dat wij in Amersfoort er voor kiezen om onze prioriteiten en opgaven niet structureel te dekken, maar slechts incidenteel voor de periode 2020-2023.

Ondanks de krapte op de arbeidsmarkt en de afname van de werkloosheid neemt het aantal bijstandscliënten nog niet in dezelfde mate af. Dit komt door de toestroom van statushouders die niet direct een baan vinden en door het oprekken van de pensioenleeftijd, waardoor veel mensen zonder werk, die tegen hun pensioen aan zaten, nu in de bijstand komen. Doordat het aantal bijstandscliënten slechts zeer beperkt afneemt, blijven gemeenten geconfronteerd worden met relatief hoge uitgaven aan de bijstand.
Als klein land zijn we als Nederland sterk afhankelijk van het buitenland. Kleine ontwikkelingen in het buitenland kunnen grote gevolgen hebben voor de Nederlandse economie. Zo vormt de handelsoorlog die de Verenigde Staten begonnen zijn met China een serieuze bedreiging voor de hoge economische groei in Europa en in Nederland. Ook de turbulentie in de Perzische Golf kan impact hebben op het wereldwijde beursklimaat en daarmee op de economische groei. Daarnaast doet de aanhoudende onzekerheid over de Brexit de economie geen goed. Daar staat tegenover dat de rust in de zuidelijke lidstaten van de Europese Unie lijkt te zijn weergekeerd.

Het CPB blijft in haar meest recente ramingen positief over de economische groei in ons land, al valt de economische groei wel terug door de gure wind uit het buitenland. Bedroeg de groei in 2018 nog 2,7%; in 2020 wordt een groei van 1,5% verwacht. Was in 2015 nog 6,9% van de beroepsbevolking werkloos; dat percentage daalt gestaag naar 3,5% in 2019 en loopt in 2020 weer ietsjes op naar 3,7%. Het aantal openstaande vacatures neemt toe van 186.000 in 2018 naar 278.000 in 2020.
Verwachtte het CPB eerder nog een koopkrachtontwikkeling voor de Nederlandse huishoudens van 0,5% in 2018; nu is dat percentage bijgesteld naar 0,3% in 2018; 1,2% in 2019 en 1,4% in 2020. De reden dat de koopkracht in 2019 en 2020 wat harder groeit, is dat de loonontwikkeling van de huishoudens in 2019 en 2020 gemiddeld genomen harder stijgt dan de inflatie. Dat betekent dat de extra inkomsten uit (CAO-)loonstijging niet volledig op gaan aan de kosten van duurder geworden goederen en diensten. Er blijft dan meer geld over dat 'vrij besteedbaar' is. Het overheidstekort laat in 2019 een overschot zien van 1,3% dat in 2020 weer iets terugloopt naar 0,6%. De staatsschuld bevindt zich met 47,0% in 2020 ruimschoots onder het afgesproken niveau van 60% van het Bruto Binnenlands Product.

Naast de verbeterende vooruitzichten voor de Nederlandse economie in zijn geheel, is er in 2020 en volgende jaren geen enkele reden om optimistisch te zijn over de gemeentelijke financiën. Het gemeentefonds groeit en krimpt in lijn met de rijksuitgaven zodat gemeenten in goede tijden meeprofiteren van de hogere rijksuitgaven en in slechte economische tijden ook moeten bezuinigen. Nu doet de curieuze situatie zich voor dat ondanks de hoogconjunctuur, het rijk veel minder méér uitgeeft dan eerder geraamd. Dat betekent dat gemeenten ook minder geld krijgen uit het gemeentefonds dan eerder aangekondigd. Daarnaast loopt ook de opschalingskorting de komende jaren nog door en mogen gemeenten de ruimte onder het plafond van het BTW-compensatiefonds echter niet meer ramen, wat tot een budgettair nadeel leidt.

In het Coalitieakkoord is opgenomen dat Amersfoort een 'anticyclisch' economisch beleid voert. Dat wil zeggen dat we in jaren van economische en financiële voorspoed niet direct al het geld uitgeven maar waar mogelijk financiële reserves versterken (juist  'vet op de botten' creëren) zodat we later, wanneer het economisch wat minder goed gaat, ook minder snel drastisch structureel hoeven te bezuinigen. Nu het economisch gezien in Nederland nog steeds voor de wind gaat, maar de gemeentelijke financiën in zwaar weer verkeren, is dat voor ons College ook het moment om niet nog meer vet op de botten te kweken, maar om langzaam maar zeker verantwoord ons vermogen te benutten, zodat de komende jaren toch de prioriteiten en opgaven die wij samen met uw Raad hebben benoemd, ook deze raadsperiode uit kunnen voeren.